Als ik groot ben


Tijdens een verjaardag voor alle leeftijden praat ik met een meisje van vier. Geloof me, dat zijn de meest oprechte en onbevangen gesprekken die je kunt voeren. Ik vraag haar wat ze later wil worden. Ze denkt even diep na, kijkt me dan recht aan en zegt vol overtuiging: ‘K3’. Niks in haar twijfelt ook maar een moment aan de haalbaarheid hiervan. En waarom ook? Nadenken over oorzaak en gevolg of de lange termijn horen nog niet thuis in haar manier van denken. In haar hoofd kan alles.

Hoe anders dat is als ze ouder wordt, blijkt als ik hetzelfde gesprek voer met een dertienjarige (ja, ik praat graag met kinderen, ook op verjaardagen). Zij wil verpleegster worden. Anderen vinden dat advocaat ook wel bij haar past. ‘Maar daar heb je veel goede hersens voor nodig en ik houd niet zo van studeren,’ zegt ze er vrolijk achteraan. Ineens is daar het besef van mogelijkheden en willen versus kunnen. Doet dit af aan de oprechtheid? Zorgt onze cognitieve ontwikkeling er voor dat we minder gaan doen wat we echt willen?

Een manier om deze vraag te beantwoorden is terug te gaan naar vroeger. Wat wilde je worden toen je klein was? En wat doe je nu? Is er een groot verschil? Vanaf het moment dat ik enigszins logisch kon nadenken, wilde ik kinderpsycholoog worden. Dat is gelukt. Maar daarvoor? Toen ik echt klein was? Iets met toneelspelen. En dat is wat ik nog steeds het liefste doe. Dus misschien zorgt ons verstand soms voor wat omwegen; als we echt trouw blijven aan ons ‘kind zijn’ doen we waar we gelukkig van worden. Ik hoop dat dit mijn nieuwe vriendinnetje van vier ook lukt. Zij staat later vast ergens te stralen op een podium! Misschien niet als drie personen met een Belgisch accent, maar vast wel op een andere manier!